Het bruto-inkomen van de Nederlandse huishoudens bedroeg in 2013 gemiddeld bijna 58.000 euro. Daarvan inde de Belastingdienst 6.000 euro aan inkomstenbelasting en 5.400 euro aan premies volksverzekeringen, in totaal 19,7 procent. Zoals eerder ook al in de CBS-publicatie 'Welvaart in Nederland 2014' is gepubliceerd, is dit aandeel de laatste jaren nauwelijks veranderd. De hogere inkomens dragen veel meer af dan de lagere inkomens.
In 2013 kwam 54,6 miljard euro ofwel 64 procent van het totale bedrag aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen voor rekening van het kwart huishoudens met de hoogste inkomens. Het kwart huishoudens met de laagste inkomens was goed voor 2,6 miljard ofwel 3 procent van het totale bedrag aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.
Druk bij hoogste inkomens bijna driemaal zo hoog als bij laagste inkomens
Het bruto-inkomen van huishoudens die tot het kwart met de hoogste inkomens behoorden, was in 2013 gemiddeld ruim 120.000 euro. Hiervan moest bijna 25 procent afgedragen worden in de vorm van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Deze druk was flink lager bij het kwart van de huishoudens met de laagste inkomens: van hun bruto-inkomen, gemiddeld nog geen 17.000 euro, leverden zij 8,5 procent in.
De lagere inkomens betalen veel minder inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen dan de hogere inkomens. Dat hangt uiteraard voor een belangrijk deel samen met de hoogte van het inkomen. Daarbij komt dat betrekkelijk veel huishoudens in de lage inkomensgroepen van een uitkering of pensioen leven. Ontvangers van AOW zijn veel minder kwijt aan premies volksverzekering, want zij betalen immers geen premie AOW meer. De lasten van gepensioneerden bedroegen hierdoor in 2013 gemiddeld slechts iets meer dan 15 procent van hunbruto-inkomen.
Druk laatste jaren nauwelijks veranderd
In de beginjaren van deze eeuw daalde de druk van de inkomstenbelasting en premies sociale zekerheid op het bruto-inkomen licht. In de jaren 2008 en 2009 nam de druk weer toe om vervolgens tot en met 2013 nagenoeg constant te blijven.
Met name in de twee laagste inkomensgroepen was er in de periode 2001-2006 sprake van een verhoudingsgewijs sterke daling in de lasten. Deze daling was mede een gevolg van de alsmaar ruimer wordende mogelijkheden om ziektekosten als buitengewone uitgaven van de belasting af te trekken. Daardoor ging bij de laagste inkomensgroepen het belastbare inkomen verhoudingsgewijs sterk omlaag waardoor er minder aan inkomstenbelasting betaald hoefde te worden. In 2009 werd deze fiscale vrijstelling drastisch beperkt waardoor de lasten stegen. In 2009 liep de druk daardoor weer scherp op maar bleef daarna goeddeels ongewijzigd.
Bronvermelding:
Fiscaaltotaal